FINANCIËLE BEGROTING

Financiële analyse programma's

 PR06 Zorg, inkomen en participatie

Jaarrekening 2020

Begroting 2021

Begroting 2022

Verschil
2022-2021

Lasten

67.783

67.022

66.845

-177

Samenkracht en burgerparticipatie

6.348

6.918

6.277

-641

Toegangsteams

1.865

2.149

2.114

-35

Inkomensregelingen

24.905

21.300

21.001

-299

Begeleide participatie

8.752

8.195

8.442

247

Arbeidsparticipatie

2.884

2.732

3.033

301

Maatwerkvoorzieningen (WMO)

1.256

1.143

1.621

478

Maatwerkdienstverlening 18+

11.774

13.950

13.311

-639

Maatwerkdienstverlening 18-

8.489

8.601

9.054

453

Geëscaleerde zorg 18+

733

881

845

-36

Geëscaleerde zorg 18-

777

1.153

1.147

-6

Baten

21.923

17.295

17.469

174

Samenkracht en burgerparticipatie

968

739

732

-7

Toegangsteams

19

148

0

-148

Inkomensregelingen

19.237

15.078

15.057

-21

Begeleide participatie

0

0

0

0

Arbeidsparticipatie

345

196

466

270

Maatwerkvoorzieningen (WMO)

0

0

0

0

Maatwerkdienstverlening 18+

650

524

524

0

Maatwerkdienstverlening 18-

0

0

0

0

Geëscaleerde zorg 18+

702

610

690

80

Geëscaleerde zorg 18-

2

0

0

0

Saldo

45.860

49.727

49.374

-353

Lasten

Coronacompensatiepakketten
Door het Rijk zijn via de algemene uitkering uit het gemeentefonds voor 2020 en 2021 coronacompensatiepakketten voor diverse taakvelden beschikbaar gesteld. De beschikbaar gestelde bedragen voor 2020 zijn gedeeltelijk op basis van expliciete besluitvorming door uw raad in de slotwijziging 2020 en jaarrekening 2020 overgeheveld naar 2021.
In 2021 zijn de budgetten in de begroting 2021 verwerkt. Doordat hierbij sprake is van incidentele  middelen zijn de lasten in 2022 lager. Het is geen budgettair verschil omdat er of een lagere algemene uitkering uit het gemeentefonds tegenover staat (taakveld algemene uitkering bij de algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien) of er sprake is van een lagere beschikking uit de algemene reserve/rekeningresultaat 2020 als het gaat om middelen die doorgeschoven zijn vanuit 2020 (de overgehevelde budgetten).

Voor de analyse van de verschillen tussen de bijgestelde begroting 2021 en de begroting 2022 geeft dit een vertekend beeld. In de volgende tabel wordt per taakveld in programma 6 zichtbaar gemaakt  om welke bedragen het daarbij gaat.

In het vervolg van de financiële analyse wordt niet meer ingegaan op deze verschillen en komen alleen de onderdelen aan de orde die geen relatie hebben met coronacompensatiepakketten van het Rijk.

Samenkracht en burgerparticipatie
Tot en met 2021 zijn door het Rijk middelen voor transformatie jeugd beschikbaar gesteld. Daarnaast zijn restantmiddelen 2020 op basis van de slotwijziging 2020 overgeheveld naar 2021. In totaal was er in 2021 een budget beschikbaar van € 279.000,-. In de begroting 2022 is er geen budget meer beschikbaar. Het is geen budgettair verschil omdat er een lagere algemene uitkering uit het gemeentefonds en een lagere aanwending van de algemene reserve tegenover staat (met betrekking tot het overgehevelde budget).

Toegangsteams
In 2021 is in de 1e tussenrapportage 2021 een bedrag van € 148.000,- geraamd voor werkzaamheden deelproject 1 van het koplopersproject cliëntondersteuning. Tegenover deze lasten staat een geraamd subsidiebedrag van € 148.000,- van het ministerie van VWS (Volksgezondheid Welzijn en Sport) voor dit project (zie baten).

Het subsidie aan het CJG (Centrum Jeugd en Gezin) is op basis van de aanvraag 2022 € 105.000,- hoger dan in 2021. In de aanvraag is rekening gehouden met gemaakte afspraken met de gemeenten, bijvoorbeeld over indexering personeelskosten.

Inkomensregelingen
De ramingen voor loonkostensubsidie en bijstandsuitkeringen zijn € 309.000,- hoger. De ramingen voor 2022 zijn gebaseerd op het bestand per 1 juni 2021 en er is een inschatting gemaakt voor de verwachte in- en uitstroom voor de rest van 2021 en 2022 (totaal verwachte instroom resp. 48 en 50). Er wordt uitgegaan van een jaarlijkse instroom van 14 in de loonkostensubsidie. Daarnaast wordt er als gevolg van het actieplan statushouders gedurende de looptijd (tot en met 2022) uitgegaan van een extra uitstroom van 20 op jaarbasis. Als gevolg van Covid-19 stijgt de instroom in de bijstand minder hard dan verwacht. De instroom wordt voor 70 procent veroorzaakt door het wegvallen van inkomen. Dit  zijn mensen die korte of geen WW-rechten hebben opgebouwd. De overige 30 procent wordt veroorzaakt door een verhuizing vanuit een andere gemeente, een scheiding en het beëindigen van een studie. Naar verwachting zal de impact van Covid-19 zich vanaf 2023 stabiliseren en zullen de bijstandsuitkeringen gaan dalen.

In het kader van inkomensregelingen wordt uitgegaan van een stijging van verstrekte leningen in 2022 met € 110.000,-. Hier staan tot hetzelfde bedrag hogere baten tegenover als gevolg van terugvordering van de leningen (zie baten).

Begeleide participatie
Op basis van het raadsbesluit in juli 2021 over de begroting 2022 van de Risse is de geactualiseerde bijdrage aan de Risse in de begroting 2022 verwerkt. Naast doorbetaling van de ontvangen rijksmiddelen is er sprake van een aanvullende bijdrage ten laste van gemeentelijke middelen. Een gedeelte van de aanvullende bijdrage aan de Risse wordt op basis van eerdere besluitvorming door de raad ten laste van de algemene reserve gebracht (€ 136.000,-). Ten opzichte van 2021 is er sprake van een stijging van de bijdrage aan de Risse met € 247.000,-.  Het budgettaire verschil (aanvullende bijdrage 2022 ten laste van het begrotingssaldo) bedraagt € 522.000,-.

Arbeidsparticipatie
Per 1 januari treedt de nieuwe Wet inburgering in werking. Met deze wet wordt beoogd dat alle inburgeringsplichtigen snel en volwaardig meedoen, het liefst via betaald werk. Dit sluit aan bij de doelen zoals beschreven in het Beleidskader Veranderopgave Inburgering:

  • Inburgeringsplichtigen bereiken het voor hen hoogst haalbare taalniveau en kennis van de Nederlandse maatschappij;
  • in combinatie met gerichte inspanningen op participeren naar vermogen vanaf de start van het inburgeringstraject.

Voor het realiseren van deze doelen worden kosten gemaakt, bijvoorbeeld op het gebied van leerroutes en maatschappelijke begeleiding. In totaliteit is hiervoor een uitgavenbudget van € 342.000,- opgenomen. Uitgangspunt is dat de door het Rijk beschikbaar te stellen middelen toereikend zijn om deze kosten te dekken. In afwachting van de formele toevoeging van deze middelen aan het gemeentefonds is aan de batenkant een inkomst van hetzelfde bedrag opgenomen (zie baten). Op het moment dat de middelen daadwerkelijk worden toegevoegd aan het gemeentefonds vindt verrekening met deze raming plaats. Op basis van het hierboven genoemde beleidskader zijn de beschikbare middelen kaderstellend.

Maatwerkvoorzieningen Wmo, maatwerkdienstverlening 18+/18-, geëscaleerde zorg 18+/18-
Deze taakvelden worden in verband met de sterke onderlinge samenhang niet afzonderlijk maar in totaliteit toegelicht.

Het budgettaire verschil (nadeel) op de onderdelen Wmo en jeugdzorg ten opzichte van 2021 is € 609.000,-. Dit wordt als volgt verklaard:

Algemeen
Er is sprake van een stijgende trend in de uitgaven voor Wmo en Jeugdhulp. Zeker op korte termijn zijn mogelijkheden om financieel bij te sturen beperkt. Voor de langere termijn blijft gewerkt worden aan transformatie, waarmee ook een ombuiging naar een financieel voordeligere situatie wordt beoogd. Zo is in de begroting ruimte opgenomen voor algemene voorzieningen, zodat de basis verder verstevigd kan worden. Hierdoor kan uiteindelijk het beroep op (duurdere) maatwerkvoorzieningen afnemen. Daarnaast bereiden we ons in Midden Limburg-West voor op een gefaseerde nieuwe inkoop van Wmo en Jeugdhulp. In de begroting is rekening gehouden met financiële effecten van transformatie en inkoop vanaf 2023. Wel is daarnaast uitgegaan van indexeringen van tarieven op basis van de huidige contractafspraken en ervaringscijfers.

Wmo
De afgelopen jaren is het aantal cliënten gegroeid en is de complexiteit van de
problematiek toegenomen. Hieraan liggen verschillende ontwikkelingen ten grondslag:

  • Ambulantisering van de geestelijke gezondheidszorg (ggz);
  • Extramuralisering van de zorg, waardoor mensen langer zelfstandig wonen;
  • Dubbele vergrijzing, wat betekent dat het aandeel ouderen in de bevolking toeneemt en daarnaast ook de gemiddelde leeftijd stijgt;
  • Het landelijke abonnementstarief met ingang van 2019, waardoor de eigen bijdrage voor de Wmo niet meer afhankelijk is van inkomen en vermogen. Voor met name de hogere inkomens is de eigen bijdrage verlaagd wat een aanzuigende werking heeft;
  • Cao-ontwikkelingen voor het personeel dat werkzaam is bij Wmo-aanbieders, wat met name bij de huishoudelijke hulpen leidt tot loonstijgingen die in de tarieven verwerkt moeten worden.

De begroting 2022 is opgesteld op basis van de trendcijfers van de afgelopen jaren en eerste maanden van 2021. De afgelopen periode lijkt er voorzichtig een afname van de groei van het aantal cliënten plaats te vinden. In de begroting is ervan uitgegaan dat het aantal cliënten begeleiding en hulp bij het huishouden nog beperkt stijgt en vervolgens stabiliseert. Bij vervoersvoorzieningen, rolstoelen en woonvoorzieningen is uitgegaan van gelijkblijvende aantallen op basis van een gemiddelde van afgelopen jaren. De verwachte ontwikkeling van het aantal cliënten is geen zekerheid en is daarom als risico in de begroting opgenomen.

Beschermd wonen
Voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang wordt vanaf 2022 samengewerkt met de gemeenten in Noord- en Midden-Limburg op basis van nieuwe afspraken die eind 2021 worden gemaakt. In afwachting van besluitvorming zijn de financiële gevolgen hiervan nog niet meegenomen in de huidige opzet in de begroting, maar wel als risico onderkend.

Jeugdhulp
Onderzoek (Stelsel in groei: een onderzoek naar financiële tekorten in de jeugdzorg, Andersson Elffers Felix, december 2020) heeft uitgewezen dat er landelijk sprake is van een structureel financieel tekort bij de uitvoering van de jeugdhulp door stijging van het aantal cliënten en stijging van de gemiddelde kosten. Slechts een klein deel van dit tekort zou kunnen worden beperkt door maatregelen waarmee gemeenten doelmatiger kunnen werken. De landelijke tekorten hebben het Rijk doen besluiten om voor 2022 extra middelen beschikbaar te stellen voor de Jeugdhulp. Gemeenten dienen deze (deels) te gebruiken voor maatregelen die moeten leiden tot duurzame besparingen in de Jeugdhulp, zoals bijvoorbeeld het uitbreiden van praktijkondersteuner (POH) Jeugd bij de huisarts. In de begroting is e.e.a. financieel verwerkt bij de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Voor een verdere toelichting wordt hiernaar verwezen.

Ook in de gemeente Weert is sinds 2017 sprake van stijgende uitgaven voor jeugdhulp.
Het aantal jeugdigen in de gespecialiseerde jeugdhulp is toegenomen en ook de gemiddelde kosten namen toe.  Met name binnen de jeugd GGZ is de afgelopen periode een stijging in de uitgaven
zichtbaar. In de begroting is rekening gehouden met een stabilisatie van het aantal jeugdigen. Omdat dit niet met zekerheid is te voorspellen is de ontwikkeling van het gebruik als risico onderkend.

Per 1 januari 2022 treedt de Wet Wijziging Woonplaatsbeginsel in werking. Waar tot 1 januari 2022 uit werd gegaan van de woonplaats van de gezagsdrager, gaat het nieuwe woonplaatsbeginsel uit van de woonplaats waar de jeugdige staat ingeschreven op het moment van de zorgvraag. De wijziging zal financiële effecten hebben, omdat voor een deel van de jeugdigen een andere gemeente financieel verantwoordelijk wordt. De financiële effecten zijn echter nog niet bekend bij het opstellen van de begroting en zullen worden verwerkt middels de reguliere planning- en controlcyclus. In afwachting hiervan is het woonplaatsbeginsel onderkend als financieel risico.

Vastgoed
De lasten voor vastgoed nemen af met € 23.000,- ten opzichte van de begroting 2021. Voor een toelichting wordt verwezen naar de paragraaf vastgoed, financiële  samenvatting.

Baten

Toegangsteams
In 2021 is in de 1e tussenrapportage 2021 een subsidiebedrag van het ministerie van VWS van € 148.000,- geraamd voor deelproject 1 van het koplopersproject cliëntondersteuning. Tegenover deze baten staan geraamde lasten van € 148.000,- (zie lasten).

Inkomensregelingen
Op basis van nadere voorlopige vaststelling door het Rijk van het BUIG-budget dalen de inkomsten met € 241.000,-. Meerjarig is, in afwijking van de gebruikelijke werkwijze, rekening gehouden met een verdere afname van deze inkomsten. In de voorlopige vaststelling is als gevolg van de coronacrisis rekening gehouden met een hogere bijstandsafhankelijkheid (dus een hoger BUIG-budget voor gemeenten). De gevolgen van de coronacrisis op de bijstand nemen de komende jaren naar verwachting af, en daarmee naar verwachting ook de inkomsten vanuit het Rijk (het BUIG-budget).

In het kader van inkomensregelingen wordt uitgegaan van een stijging van terugvordering van verstrekte leningen in 2022 met € 110.000,-. Hier staan tot hetzelfde bedrag hogere lasten tegenover als gevolg van de verstrekking van de leningen (zie lasten).

Op basis van de realisatie in de afgelopen 3 jaar wordt de raming voor terugvordering van ten onrechte ontvangen uitkeringen verhoogd met € 100.000,-.

Arbeidsparticipatie
Ter financiering van de uitgaven nieuwe Wet Inburgering per 1-1-2022 zoals opgenomen onder de lasten is een inkomstenraming van € 342.000,- opgenomen. Op het moment dat de middelen daadwerkelijk worden toegevoegd aan het gemeentefonds vindt verrekening met deze raming plaats. Op basis van het hierboven genoemde beleidskader zijn de beschikbare middelen kaderstellend.

Deze pagina is gebouwd op 09/29/2021 12:30:30 met de export van 09/29/2021 12:21:30